
Jurisprudentie
AX0755
Datum uitspraak2006-05-10
Datum gepubliceerd2006-05-10
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507564/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-05-10
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507564/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 3 oktober 2003 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum (hierna: het dagelijks bestuur) geweigerd appellante een bouwvergunning te verlenen voor het veranderen en vernieuwen van buitenkozijnen op de percelen Oudeschans 31A-F en 33A-F te Amsterdam.
Uitspraak
200507564/1.
Datum uitspraak: 10 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Algemene Woningbouw Vereniging, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/2158 van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2005 in het geding tussen:
appellante
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 oktober 2003 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum (hierna: het dagelijks bestuur) geweigerd appellante een bouwvergunning te verlenen voor het veranderen en vernieuwen van buitenkozijnen op de percelen Oudeschans 31A-F en 33A-F te Amsterdam.
Bij besluit van 13 april 2004 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 juli 2005, verzonden op 21 juli 2005, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 22 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 17 november 2005 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 april 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. W.F. Roelink, advocaat te Hoofddorp, en door mr. M.N.J. Bos en R. Groenhuyzen, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. H. van Mierlo, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellante betoogt terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de datum waarop het primaire besluit is genomen bepalend is voor het antwoord op de vraag of het dagelijks bestuur binnen de in artikel 46, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet gestelde termijn, die afliep op 6 oktober 2003, heeft beslist op de bouwaanvraag. Het betoog leidt echter niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Anders dan appellante betoogt, is niet de datum waarop zij het besluit van 3 oktober 2003 heeft ontvangen, zijnde 7 oktober 2003, bepalend voor het antwoord op voormelde vraag, maar de datum waarop dat besluit aan haar bekend is gemaakt. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht diende de bekendmaking te geschieden door toezending of uitreiking aan appellante. Nu vaststaat dat appellante op 7 oktober 2003 het besluit heeft ontvangen en niet in geschil is dat het besluit aangetekend is verstuurd, moet het ervoor worden gehouden dat het besluit binnen de termijn aan appellante is toegezonden. De rechtbank heeft terecht, zij het op onjuiste gronden, geoordeeld dat geen bouwvergunning van rechtswege als bedoeld in artikel 46, vierde lid, van de woningwet is ontstaan.
2.2. Appellante betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur het advies van de welstandscommissie van 1 oktober 2003 aan het besluit van 13 april 2004 ten grondslag mocht leggen. Volgens appellante heeft de welstandscommissie niet deugdelijk gemotiveerd waarom het gebruik van kunststof kozijnen ter vervanging van de bestaande houten kozijnen niet is toegestaan.
2.2.1. Artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet bepaalt dat de reguliere bouwvergunning slechts mag en moet worden geweigerd, indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend.
2.2.2. Het betoog van appellante betreffende de motivering van het advies berust op een onjuiste lezing van het advies van 1 oktober 2003. De welstandscommissie heeft niet geoordeeld dat kunststof niet is toegestaan. Zij heeft slechts geadviseerd om bij wijziging van de houten kozijnen de bestaande indeling, materialisering en detaillering zoveel mogelijk te benaderen. Van het op voorhand uitsluiten van andere materialen dan hout is, anders dan appellante betoogt, geen sprake. Voorts heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het advies van het Bouwregelgeving Informatie- en Adviescentrum geen betrekking heeft op welstandsaspecten, zodat dit advies niet kan worden aangemerkt als deskundig tegenadvies ter bestrijding van het advies van de welstandscommissie. Nu appellante geen tegenadvies van een onafhankelijke deskundige heeft overgelegd en niet is gebleken dat het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het dagelijks bestuur het niet aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, is de rechtbank met juistheid tot haar oordeel gekomen.
Het betoog faalt.
2.3. Appellante betoogt verder dat de rechtbank eraan voorbij is gegaan dat het gebruik van dubbele beglazing, dat in de bestaande kozijnen niet mogelijk is, in het belang van de bescherming van het milieu is. De Afdeling begrijpt het betoog van appellante aldus, dat de rechtbank, door te overwegen dat de door appellante aangevoerde belangen buiten het toetsingskader van artikel 44 van de Woningwet vallen, niet heeft onderkend dat het dagelijks bestuur ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet de bevoegdheid heeft om bouwvergunning te verlenen ondanks strijd met redelijke eisen van welstand.
2.3.1. Het betoog slaagt. Zowel de rechtbank als het dagelijks bestuur hebben niet onderkend dat het dagelijks bestuur ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet de bevoegdheid heeft bouwvergunning te verlenen ondanks strijd met redelijke eisen van welstand. Gelet op die bevoegdheid heeft het dagelijks bestuur hetgeen appellante heeft aangevoerd omtrent het belang van dubbele beglazing en de afwezigheid van alternatieven voor die beglazing ten onrechte buiten beschouwing gelaten.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaren en het besluit op bezwaar van 13 april 2004 vernietigen.
2.5. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2005, AWB 04/2158;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van 13 april 2004, 82-03-0129 MID/BJZ;
V. veroordeelt het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door gemeente Amsterdam aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat gemeente Amsterdam aan appellante het door hem voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 687,00 (zegge: zeshonderdzevenentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Heusden
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2006
163-457.